Door Ralph Dambacher
20/07/2005
Charlie and the Chocolate Factory
Tussen het vele eten, de familiebezoeken, nog meer eten, cadeautjes uitpakken en nog meer eten door, was er 'vroeger' altijd één laatste factor die Kerstmis tot Kerstmis maakte: de jaarlijkse tv-vertoning van Willy Wonka & the Chocolate Factory uit 1971). Helaas heeft een kwaad brein ooit besloten deze traditie te stoppen en hebben we het de afgelopen jaren met alleen Home Alone moeten doen. Er is echter weer nieuwe hoop, nu Tim Burtons film Charlie and the Chocolate Factory klaar ligt om de wereld opnieuw kennis te laten maken met de fantasie van wijlen Roald Dahl. Overigens is er geen enkele noodzaak om deze film te beperken tot een plaatsje bij de kerstklassiekers, want er zullen weinig momenten zijn waarop hij niet leuk is.Charlie (Sjakie) is een vriendelijke jongen die met zijn ouders en zijn grootouders in een gammel klein huisje woont. Hij is volledig geobsedeerd door de grote chocoladefabriek van Willy Wonka die als een machtig bouwwerk in de stad staat. Niemand is de fabriek echter nog binnen geweest sinds Wonka al zijn personeel heeft ontslagen na een groot spionageschandaal. Nu, vijftien jaar later, schrijft de chocolatier een wedstrijd uit waarbij vijf kinderen met een begeleider de fabriek mogen bezoeken. Degenen die een gouden kaartje vinden bij hun reep zijn de gelukkigen. De kaartjes zijn al snel de meest gewilde objecten ter wereld, maar naast vier verwende pestkinderen lukt het ook de arme Charlie om er eentje te vinden.
Het is altijd spannend wat het resultaat zal zijn wanneer iemand een van je favoriete kinderboeken gaat verfilmen. De briljante fantasie van Roald Dahl is namelijk perfect in woorden gevangen. De toevoeging van de visuele verbeeldingskracht van Tim Burton en het eigenaardige spel van Johnny Depp klonken dan ook als een opluchting. Na 115 minuten film viel er definitief niet meer aan deze combinatie te twijfelen.
Dat het boek in goede handen is bij Burton en scriptschrijver John August kent geen twijfel. Burton is aardig trouw gebleven, waardoor een aantal heerlijke details - de vier grootouders samen in een bed - bewaard is gebleven. Hier en daar is het verhaal wat gemoderniseerd, Mike Teavee is een computerverslaafd rotjoch; Violet is een typisch Amerikaans kindsterretje met een ziekelijke moeder, maar dit gaat vloeiend over in de tijdloze kindervertelling. De regisseur annex beeldentovenaar bewijst zichzelf wanneer hij tot twee keer toe het publiek zelfs kan laten lachen om de oude grap van iemand die tegen een glazen deur loopt. Clichés worden overigens helemaal niet geschuwd, in Marokko ruilen mensen geiten tegen chocola op zoek naar de kaartjes; in Duitsland is het een dik kind met eeuwige chocoladebaard die een kaartje wint; de Britse Veruca wil en krijgt alles van haar rijke vader.
Naast de kinderen is een belangrijke rol ook nu weggelegd voor de Oompa-Loompa's die deze keer geen groen haar hebben. Nog kleiner dan in de oude film, steelt dit volkje in een aantal scènes de show dankzij hun professionaliteit, een serieuze blik in de meest grappige situaties, en hun (aanstekelijke) liedjes met bijbehorende danspasjes. Ook krijgen we een kijkje in Loompaland waar de kleine mensjes oorspronkelijk woonden.
De ster van het scherm is echter zonder twijfel Johnny Depp, die nog het meest doet denken aan een Michael Jackson-clone. Een bleek gezicht, meestal verborgen onder een grote hoed en achter een enorme bril, de kinderlijkheid en de afkeer van ouders (en hun regels) herkennen we zowel bij de popster als bij de chocoladefabrikant. Wonka mist duidelijk een link met de wereld buiten de fabriek. Van tact heeft hij dan ook nooit gehoord, zelfs niet wanneer vier van de bezoekertjes de meest vreemde ongelukken krijgen, "if you had to choose only one half of your son, what would it be?" Alleen Charlie en zijn opa Jakob (grandpa Joe) kunnen zich inleven in de wereld van Wonka. Zij zijn hun kinderlijkheid nog niet vergeten en ze hebben ook niet de kapsones van de andere vier winnertjes. Sterker nog, Charlie (Freddie Highmore) is zo sympathiek dat je hem je eigen gouden kaartje zou willen geven als je het had.
Natuurlijk kan een (Burton-)film als deze niet zonder een grote dosis visuele effecten. Meest indrukwekkend is nog wel de chocola. In de eerste plaats werd er een litertje of 900.000 van het vloeibare snoepgoed gebruikt om de grote chocoladerivier mee te vullen. Het zal wat gekost hebben, maar het ziet er in alle opzichten beter uit dan het bruine water uit de 1971-film. Bijkomend voordeel zijn de computers die tegenwoordig een handje kunnen helpen, waardoor het dikke Duitse kind nog realistischer wordt opgezogen en waardoor we een heel chocoladepaleis zien smelten in de zomerzon.
Toch zijn de effecten niet meer dan een leuke bijkomstigheid die de film nog net iets aantrekkelijker maken. De film hoeft er niet al zijn kracht uit te halen. Het is namelijk de humor, het verhaal, de decors en de goede casting die Charlie and the Chocolate Factory tot een van de leukste films voor het hele gezin maken. Een film waar héél veel over te zeggen valt (jawel, ik heb me nog ingehouden; de meesterlijke eekhoorns heb ik zelfs nog niet eens genoemd) en die als enige minpunt heeft dat hij eigenlijk te snel is afgelopen.