Film-O-Rama Beter Beeld & Geluid, home cinema Nieuws Buis Agenda Bios Welbeschouwd Columns Film-O-Rakel Film-O-Rama Afmelden Profiel Aanmelden Registeren

 
beeld dat beweegt

11/01/2012

Page One: A Year Inside The New York Times

Achter de schermen bij een nieuwsfabriek

The New York Times behoort nog altijd tot een van de meest gerenommeerde kranten ter wereld. Al ruim anderhalve eeuw heeft het dagblad de toon weten te zetten en de journalistieke ambachtelijkheid hoog in het vaandel gedragen. De laatste jaren is het echter in onrustig vaarwater gekomen doordat de komst van nieuwe media de oude manier van werken fundamenteel heeft veranderd. Voor deze documentaire liep filmmaker Andrew Rossi een jaar lang met de krant mee. Hij geeft de mensen achter het nieuws een gezicht en toont de wijze waarop The Times de huidige problemen het hoofd probeert te bieden.



Doemscenario
De komst van het internet, met haar vele bloggers, social media en gratis nieuwssites, vormt  een bedreiging voor dagbladen van de oude stempel. Enkele grote kranten in de Verenigde Staten, zoals The Rocky Mountain News sneuvelden al doordat zij niet meer winstgevend waren. De ondergang van The New York Times wordt al jaren voorspeld, maar de krant weet nog altijd het zware weer te trotseren. Hoofdredacteur Bill Keller legt in de film uit dat The Times alle denkbare businessmodellen al heeft uitgeprobeerd om de wolf buiten de deur te houden: van het werven van leden tot het benaderen van filantropische geldschieters die het belang van het instituut zouden willen onderstrepen. Afgelopen jaar daalden de inkomsten uit advertenties met zo’n 30% waardoor de vindingrijkheid van de krant steeds weer op de proef wordt gesteld. Naast het financieel overleven is het van even groot belang dat de culturele en journalistieke traditie van de krant zal blijven voortbestaan.  

Kritiek en concurrentie
Hoeveel naam en faam The Times in de loop der jaren ook mag hebben verworven, het getuigt van een enorme arrogantie om te denken dat de krant daardoor immuun is geworden voor potentieel destructieve invloeden van buitenaf, zo luidt de voornaamste kritiek die in de film wordt geuit. Het huidige medialandschap telt niet alleen meer concurrentie, het heeft tevens een mentaliteitsverandering ondergaan. Zo noemde bijvoorbeeld Sam Zell, de voorzitter van het mediaconcern The Tribune Company, de redactie van The Times “a bunch of pussies”, nadat zij in een overlijdensbericht de namen van noodlijdende kranten hadden vermeld. “I’m no news guy, I’m a businessman”, verklaart hij op archiefbeelden. Gemakkelijk geld verdienen lijkt dan ook de voornaamste reden te zijn waarom nieuwe spelers zich op de dagbladenmarkt begeven. Het aanstippen van culturele waarden wordt daarbij gezien als een vorm van journalistieke arrogantie. In de film komt echter de vraag steeds boven drijven in welke mate een dagblad een belangrijke rol kan spelen in een open, democratische samenleving. Het is precies deze culturele functie die een website als Wikileaks onderstreepte door met The New York Times samen te werken.  
   
Human interest
Naast deze meer abstracte, economische invloeden te belichten, reserveert Rossi een groot deel van de film voor het human-interestverhaal van de journalisten. Relatieve nieuwkomers worden gevolgd naast enkele oude rotten in het vak die allemaal even blij zijn om voor The Times te mogen werken. Vooral in de laatste jaren verdwijnen hun collega’s bij bosjes door de noodzakelijke bezuinigingen, waardoor de zittende kliek steeds meer is ingeslonken tot een harde kern van diehard nieuwsjunkies. Zo zien wij onder andere Brian Stelter, die op zijn 22ste een baan kreeg aangeboden doordat hij zich als blogger in de kijker had gespeeld. Met een bureau vol beeldschermen en een Twitter-pagina die bijna 24 uur per dag aan staat, belichaamt hij de nieuwsbeleving van de nieuwe generatie die lijkt te leven onder het motto: “Why talk when you can tweet.” De oudere generatie wordt in de film hoofdzakelijk vertegenwoordigd door David Carr, een charismatische mediacolumnist die zich ooit ontworstelde van zijn drugsverslaving en het tot journalist schopte. Hij kijkt met zekere argwaan naar de nieuwe ontwikkelingen en beschouwt Twitter voornamelijk als een onbeduidend fenomeen: “What can anyone find usefull  in this cacophony of short burst communication? (…) The medium is not the message, the messages are the media.”

Dramatiek en losse eindjes
Het doemscenario van de krant, het behouden van kwaliteit en de ongezouten kritiek daarop, de gedwongen ontslagen, de persoonlijke levensverhalen van journalisten, de komst van de iPad en social media, de invloed van Wikileaks en de speurtocht naar nieuws, het komt allemaal in deze documentaire aan bod. Hoewel het allemaal interessante onderwerpen zijn, dreigt het geheel – in het verlengde van Carrs kritiek op Twitter – te verworden tot een kakofonie van verschillende stemmen en materiaal. Een overkoepelende structuur ontbreekt helaas, waardoor de balans moeilijk kan worden opgemaakt. Daarnaast is het zo dat het net als bij televisieprogramma’s over boeken lastig is om de mediumspecifieke eigenschappen van een dagblad naar het witte doek te vertalen. Rossi lost dit op door van alles een beetje te nemen en, naast de dramatiek van The New York Times zelf te belichten, het drama in de persoonlijke sfeer van de journalisten te zoeken. Hoewel de film zeker vermakelijk is, mist hij toch een beetje de contemplatieve rust waar de hoofdpersonen nu juist zulke voorvechters van lijken te zijn. Al met al kijkt de film gemakkelijk weg en blijft het voornamelijk boeien door de verschillende persoonlijkheden die de revue passeren. Wat dit laatste betreft is David Carr verreweg de meest interessante persoonlijkheid van de film. Het zou mij ook niets verbazen als er ooit een documentaire volledig aan hem zal worden gewijd.





DVD

01/12/2011

Living Colour Entertainment

16/9 (1.78)

Dolby Digital 2.0

Nederlands o.a.

Naam:
E-mail:

Uw e-mailadres wordt niet getoond.